en zij die er varen bleken het wonder
je kon zien waar
zij haar zinnen
opzettelijk daar
dorst te beginnen
als het ware
gebed in vanonder
en zij die er varen
bleken het wonder
in gouden meander
waar zij niemand
laat staan de ander
de verkeerde kant
want zij bewoog
en brak haar open
als door het oog
van de naald gekropen
aan natuur merend
bleek haar redding
de liefde verkerend
in zachte bedding
zakkend in zout
sprak ze haar
alwetende goud
je kon zien – waar