Mensen zonder bepaald bewijs, kun je vergelijken met mensen die zonder rijbewijs in de auto stappen, zo was vorige week te horen in Nieuwsuur.
Dat vind ik nou een vergelijking om van te smullen, bijna lekkerder dan de vergelijking met de frikandel.
Ja, ik vind het ook levensgevaarlijk en moreel verwerpelijk om in de auto te stappen zonder rijbewijs.
Helemaal mee eens. Zou ik nooit doen.
Maar het punt is: ik stap niet meer in de auto.
Ik kies ervoor om überhaupt niet meer te rijden.
Dus de vergelijking klopt niet. Ik heb geen rijbewijs nodig, want ik rijd niet.
En oja, ik heb gereden, kilometers lang.
Ik heb de wegen bereden naar gefilterd succes en ingebeeld geluk.
Ik reed zij aan zij met jou en ieder ander, want ik wist niet beter. Dit was het leven en dit was wat we deden.
We volgden de verkeersborden die vertelden dat geluk nabij was, ook als dat betekende dat we bij onszelf weg reden.
Dag in, dag uit sloot ik aan in de file, mijn dromen en verlangens verstikt door de uitlaatgassen van auto’s vol mensen die waren vergeten van de wensen.
De wensen diep vanbinnen, de wensen die droomden van een wereld buiten de snelweg van het leven.
Buiten de gebaande wegen en voorgestelde routes.
Iedereen reed snoeihard door, waardoor het bijna onmogelijk was om zelf even wat gas terug te nemen.
Behalve als we een noodstop moesten maken.
We stonden allemaal meteen op de rem voor angst, maar niemand remde ooit voor het geluk.
En zo reed ik jarenlang mijn geluk voorbij.
Bang voor wat niet eigenlijk
Tot de dag dat mijn auto het begaf.
Ik gaf gas, maar ging niet meer vooruit. Er kwam rook onder de motorkap vandaan en ik rook een smeulende geur.
Ik raakte compleet in paniek. Dit kon niet! Ik moest werken, ik had to-do lijstjes, ik moest meedoen, ik moest presteren, ik moest laten zien dat ik het kon volhouden, ik mocht niet falen, straks had ik geen geld! Ik mocht niet opgeven, ik moest doorgaan en doorgaan en doorgaan tot ik er eindelijk was.
Tot ik het had gemaakt. Tot ik kon uitrusten, mocht ontspannen.
Ik moest doorrijden, nog maar even tot…
Ja, tot wat, eigenlijk? Tot die ene stip aan de horizon. De eindbestemming, die altijd net iets verder verschoof.
Want er was altijd een volgende bestemming. Er waren altijd nieuwe snelwegen vol gassende auto’s op weg naar de nog betere en verdere toekomst.
Er waren altijd mensen met mooiere en snellere auto’s die jou inhaalden, het was nooit genoeg.
Want het geluk en de rijkdom en vooral: mijn eigenwaarde lag ergens verder weg in de toekomst, nooit hier en nu.
Hortend en stotend kon ik mijn auto nog net in de berm parkeren.
Ik had geen andere keus. Ik zou moeten uitstappen en verder lopen.
De eerste stappen voelden onwennig en onveilig. Zonder de veilige cocon van de auto, voelde ik me naakt en verloren.
Ik was zó bang.
Bang voor wat niet eigenlijk.
Maar ik had geen andere keus.
Ik zou mijn eigen pad moeten banen en mijn eigen benen moeten gebruiken, voor het eerst sinds jaren.
Ik zou mijn eigen route moeten bepalen en ik zou geen informatie meer krijgen van buitenaf om me te helpen.
Geen waarschuwingen, geen weerberichten, geen route-aanwijzingen en geen nieuws.
Enkel de waarachtige stilte in mezelf, die luider bleek te spreken dan welke autoradio dan ook.
Voorzichtig zette ik de eerste stappen op het zandpad richting de eindeloosheid van het bestaan.
Na vijf minuten kreeg ik blaren, want ik was niet gewend te lopen.
Na een kwartier kon ik niet meer, maar toch ging ik door.
Ik hing mijn schoenen aan de wilgen en ging blootsvoets verder.
Ik dronk uit plassen langs de weg en at van het fruit aan de bomen. Soms had ik dagenlang geen eten of drinken.
Ik stond oog in oog met de zwartste monsters en de giftigste dieren en er was niemand die me kon vertellen hoe ik ze moest verslaan.
Ik werd uitgescholden, bekogeld en meermalen doodgewenst door mensen op de snelweg die tussen de bomen door een glimpje opvingen van mijn wandelende voeten. En elke dag herinnerden de suizende geluiden van de snelweg me aan alles wat ik miste, alles wat ik niet waard was, alles wat ik had kunnen hebben, doen en zijn. Aan alle mensen die ik niet meer zag en die ik miste, zo erg miste. Alles wat zij wel hadden en bereikten, ook al wist ik nu dat het eigenlijk geen leven was.
Ik kwam meermaals in de diepste donkerste doolhoven terecht en zonder Google Maps leerde ik noodgedwongen vertrouwen op mijn innerlijke navigatie.
Ik rilde, ik gilde, ik schreeuwde en ik lachte.
Ik lachte, zó oneindig hard van zacht geluk.
Ik heb nog nooit zoveel gevoeld, gehuild, gerouwd en geliefd en geproest van het lachen sinds ik de auto heb laten staan en ben gaan lopen.
En waar ik dacht dat ik de enige was die wandelde, bleken er zoveel meer voetstappen in het zand.
Want onderweg waren er mensen.
Mensen die mij eten en drinken gaven zonder iets terug te verwachten, mensen die mijn blaren konden genezen, mensen die een tijdje met me opliepen. Er waren mensen die verhalen van liefde vertelden en mensen die hun kleren aan me gaven, of gewoon een arm om me heen sloegen.
Er waren mensen. En alles was er. Alles waar ik ooit van droomde. Alles waarvoor ik elke dag in die auto stapte, om het (n)ooit te bereiken.
Het lag hier, verstopt in bloeiende bosjes en in ruisende rivieren.
In fladderende vlindervleugels en dappere druppels van dauw.
Overvloed, wezenlijke rijkdom en stillend geluk.
Het lag overal, maar je zag het alleen als je stil was.
Daar, in de actieve stilte van mezelf, vond ik de harmonieuze klanken van thuis.
Daar, in de oeverloze plassen op het pad, weerkaatste mijn spiegelbeeld en zag ik mezelf voor het eerst.
Eindelijk snapte ik waarom mijn auto stuk was gegaan en dat dit niet voor niets was.
En daar, ergens langs onderweg, kwam ik boven.
De wandelaars waren het gevaarlijkst
Had ik in de jaren daarvoor niet gemerkt dat ik aan het rijden was op een weg die niet de mijne was?
Dat ik reed in een voertuig dat überhaupt niet de mijne was?
Dat ik route-aanwijzingen volgde van anderen die me steeds verder wegleidden van mezelf?
Dat ik onderweg was naar een bestemming waar ik eigenlijk helemaal niet naartoe wilde?
Oja, absoluut. Maar ik negeerde de signalen.
De tekenen waren er. Ik botste, slipte en gierde meermaals uit de bocht, maar toch bleef ik rijden.
Ik zat kotsend, huilend, schreeuwend achter het stuur en heb mezelf meerdere keren bijna het ravijn ingereden.
Mijn auto zat vol krassen en deuken, maar toch bleef ik doorrijden.
Rammelend, hortend en stotend sloot ik toch weer aan in de dag van de waan.
Dat deed namelijk iedereen. Dit hoorde erbij.
Ik moest en ik zou bewijzen dat ik het kon.
Ik kon geen gas terugnemen, want dan zou ik iedereen ophouden.
En dan zou straks niemand gelukkig en gezond zijn en dat kwam dan door mij!
Straks, daar, als we op de eindbestemming zouden aankomen, dan mocht ik weer ontspannen.
Elke dag zei de nieuwslezer op de radio dat we er bijna waren.
En elke dag was er wel een nieuwe reden waarom we de bestemming vandaag niet zouden halen, maar dat was normaal.
Dat was het leven. Files, wegafsluitingen, ongelukken, natuurrampen of ziekte waren doodnormaal.
Maar wat niet normaal was, waren de wandelende mensen. Het werden er steeds meer en ze radicaliseerden, zo zei het nieuws.
In de ogen van de autorijders waren de wandelaars gekkies.
Ze waren levensgevaarlijke idioten die de auto aan de kant hadden gezet en waren gaan lopen. Ze leken wel niet wijs.
De wandelende mensen waren het gevaarlijkst. Onder geen beding mocht je immers op de snelweg je auto verlaten, laat staan even gas terug nemen.
Dat waren de regels, zo hadden we het met elkaar afgesproken. Alleen samen zouden we veilig aankomen op onze eindbestemming.
Dat wist ieder weldenkend mens, die het beste voor had met zijn medemensen.
Ieder uur vertelde de nieuwslezer bloedserieus hoeveel verkeersdoden er waren.
Niemand kwam ooit op het idee dat die verkeersdoden er enkel waren omdat we allemaal op de snelweg reden in voertuigen die niet onze natuur waren.
De verkeersdoden werden nooit veroorzaakt door de snelweg, de auto’s of de luchtvervuiling.
Het was overmacht óf gewoonweg moord, omdat de wappies wandelden. Zonder controle. Zomaar.
Niemand snapte precies hoe zij de oorzaak konden zijn van alle verkeersdoden op de snelweg, maar iedereen wist dat het waar was.
Het was nu eenmaal op de radio.
Misschien ziet het er voor jou waanzinnig en gevaarlijk uit dat ik er voor kies om niet meer mee te rijden, géén rij-examen doe en geen rijbewijs haal.
Maar dat komt niet door jou OF door mij, het komt door het beeld dat geschetst wordt, overal en nergens.
En dat beeld IS ook angstaanjagend. Het heeft alleen niets met werkelijkheid te maken.
Het is slechts een beeld. Een beeld van angst, verdeeldheid en wij-zij.
Het beeld is geschetst dat er mensen zijn die verblind door fabeltjesfuiken zomaar zonder rijbewijs dezelfde snelweg opgaan als jij en al die anderen mét rijbewijs. Omdat ze waanzinnig zijn geworden en ineens geloven dat ze geen rijbewijs nodig hebben.
Het kan de auto achter je zijn, die jou in gevaar brengt, omdat de bestuurder niet weet waar de rem zit.
Het kan de bestuurder naast je zijn, die niet de spiegel kijkt en jou van de weg vaagt.
Het is het beeld van zwalkende auto’s die zich niet aan de regels houden en daarmee jou en heel veel anderen in gevaar brengen.
Je zou het liefst bij alle mensen hun raampje open willen draaien om hen te vragen of ze wel een rijbewijs hebben.
En als de kans bestaat dat er mensen rijden zonder rijbewijs, dan kies jij liever een andere weg, ook al sta je daar je hele leven in de file.
Je zucht opgelucht als er wegen worden geopend waar enkel mensen met een rijbewijs welkom zijn.
Je knikt goedkeurend als het verplicht wordt om twee keer per week rij-examen te doen.
Mensen zonder rijbewijs zijn niet welkom op de snelweg. Dat is geen discriminatie, dat is gewoon gezond verstand.
Als je je hart volgt, kom je altijd zacht terecht
Dit is het beeld. Een krachtig beeld, bijna niet van echt te onderscheiden.
Maar het werkelijke beeld is dat de mensen zonder rijbewijs niet rijden, maar lopen.
En in plaats van opgelucht mee te delen dat er alleen maar meer mensen gezond bewegen en van de natuur leven, maken de nieuwslezers op de autoradio’s je nu zelfs bang voor die lopende mensen. Die zijn bijkans nóg idioter dan de mensen die rijden zonder rijbewijs, omdat ze niet alleen zonder rijbewijs, maar ook zonder auto op diezelfde snelweg lopen en daarmee niet alleen zichzelf, maar alle autorijders in gevaar brengen.
Die wandelaars gaan bovendien zo langzaam, terwijl jij zo snel mogelijk terug naar normaal wilt rijden.
Door die wandelaars duurt het nog langer voor we er zijn en staan we onnodig in een eindeloze file.
Allemaal door die verrekte verwapte wandelaars.
Het is het beeld, lieve mensen. Het zó echt lijkende beeld.
Het beeld dat er maar één snelweg naar Rome is die we met z’n allen in auto’s moeten gaan.
Niet de ander, maar het beeld van en over de ander en die ene weg naar Rome is levensgevaarlijk.
Als we dat beeld niet vrijzetten, dan zijn we allemaal nu al dood.
Want leven in verdeeldheid, angst en polarisatie brengt ons nergens, en al helemaal niet veilig naar huis.
Het beeld van de schuldige, roekeloze, moordlustige wappies is slechts een beeld.
En wij kunnen nieuwe beelden maken.
Dat is de kracht van ons mensen. We zijn beelddromers.
We kunnen de ander en onszelf opnieuw bezien en daarmee alles en iedereen vrijzetten.
Want wees gerust: wat jouw beeld over mij ook is, ik wandel niet waar jij rijdt.
Ik volg een langzame, verstilde weg. Je zult mij nooit meer op de snelweg zien.
Ik volg een compleet andere weg naar Rome. En dat daar altijd meerdere van zijn, daar schreef ik eerder al een belangrijke blog over (zie hier).
Ik volg geen routebeschrijvingen meer, behalve die van mezelf. Ik heb geen idee waar ik uiteindelijk uitkom, behalve dat het liefde is.
Want sinds ik geen auto meer rijd, weet ik één ding: als je je hart volgt, kom je altijd zacht terecht.
Het was de beste keus die ik ooit heb gemaakt en ik kan het iedereen aanraden.
Mijn voetzolen zijn misschien wat versleten, maar ik ben gelukkiger dan ooit.
Gezonder dan ooit.
Vrijer dan ooit.
En weet je, er zijn geen tientallen, geen honderden, geen duizenden, maar miljoenen mensen die ook de auto laten staan.
En wat jouw autoradio ook tettert, wij zijn geen gevaar voor jou.
Als jij lekker op jouw weg rijdt, en ik op de mijne loop, doen we elkaar geen kwaad.
Dat kan niet binnen de natuurwetten van dit universum, die nog altijd sterker zijn dan welke propaganda dan ook.
De enige manier waarop we elkaar kwaad doen, is door vast te houden aan een beeld dat niet de onze is.
Het beeld doet kwaad. Het beeld vermoordt. Het beeld verderft.
Het beeld polariseert. Het beeld scheldt, bekogelt en doodt.
Het beeld dat wij elkaars tegenstanders zouden zijn is de werkelijke ziekte en de genezing ligt in mede(d)ogen.
Laten we met andere ogen kijken.
Laten we erkennen dat er meerdere wegen naar Rome zijn.
Laten we zien dat we allemaal mensen zijn. Laten we nieuwe beelden dromen.
En laten we we inzien dat het behoorlijk waanzinnig is om wandelaars te zien als gevaar voor autorijders óf andersom.
Het is enkel en alleen gevaarlijk als wandelaars op de snelweg lopen, of autorijders over de wandelpaden sjezen.
Blijf op je eigen weg. Volg je eigen natuur. Luister naar niets of niemand buiten jezelf. Blijf op koers.
Rijd, wandel, ren, dans of vlieg. Maar ga in vredes-naam je eigen weg.
Ze zijn niet anti-jou
Je kunt ze wappies noemen, maar wandelaars hebben geen rijbewijs nodig om vrij te wandelen waar ze willen gaan.
Je kunt ze de toegang ontzeggen tot hotels en restaurants, het maakt niet uit. Zij leven in, met en van de natuur.
Je kunt ze de toegang ontzeggen tot hun geld, maar zij wisselen natuurlijke overvloed met elkaar uit.
Je kunt ze ontslaan, maar zij werken samen met de natuur.
Ze lopen op oneindige parallelle wegen en hoeven nergens naartoe en niets te bewijzen, omdat ze er al zijn.
En ook al kiezen ze voor blote voeten door nat gras en een totaal andere manier van leven, dat maakt ze niet meteen auto-weigeraars, anti-auto, anti-snelweg of anti-benzine.
En het allerbelangrijkst:
Ze zijn niet niet anti-autorijder, ze zijn niet-anti-JOU.
Ze weigeren jou niet. Ze zijn niet jouw tegenstander en ik herhaal het nog maar eens: ze zijn géén gevaar voor jou.
Zelfs niet als de nieuwslezer elke dag zegt van wel.
Zelfs niet als ze jou als autorijder opzetten tegen al die radicaliserende auto-weigeraars.
Zelfs niet als ze je vertellen dat lopen besmettelijk is en dat het leven zonder rijbewijs doodlopend is.
Zelfs dan niet.
En zelfs dan kun je altijd zelf bedenken of het wel logisch is wat er gezegd wordt.
Of het wel fijn voelt. Levend voelt.
En of die slenterende mensen, die verdwijnen op paden tussen de bomen, onderweg zingend en dansend misschien ook wel gewoon het beste voor hebben met alles en iedereen.
Dat zij hun oplossingen en genezing zoeken en vinden in de natuur.
Dat zij met elke stap weg van de autobaan iets dichter bij zichzelf aankomen.
En dat ze héél, heel misschien wel alles hebben, doen en zijn waar jij ooit ook van droomde, lang voordat je een rijbewijs had.
Of misschien wel niet. Het is prima als jij liever de snelweg neemt en ja, dan heb je je rijbewijs hard nodig, voor jezelf en de ander.
Maar ga mij niet verplichten om elke dag rij-examen te doen, laat staan te rijden als ik dat niet wil, kan, ben.
Mij dwingen om auto te rijden betekent dat ik dag na dag overspannen, knikkebollend en onder de medicatie achter het stuur zit, net als vroeger.
Dát zou pas gevaarlijk zijn…
Of jij nou wel of niet kiest voor autorijden, het staat iedereen vrij om de auto te laten staan.
Dat is niet moeilijk, hoogstens enigszins onwennig en behoorlijk uitdagend en oncomfortabel in het begin.
Maar als je gewoon begint te lopen en gaat zoals jezelf, ben je vrij.
Je hebt geen vrijbewijs nodig om in je autonomie te stappen. Er zijn geen grenscontroles aan de grenzen van je eigen dromen.
Je kunt ze gewoon binnenlopen, vliegen, dansen. Je kunt ze gewoon dromen.
Die uitkomen.
Prachtig! Super knap en mooi verwoord!
Dankjewel <3!